GroenLinks Delft wil, dat de gemeente in beeld brengt welke maatschappelijke rol vrijwilligersorganisaties willen en kunnen vervullen. Door dit in kaart te brengen kan de aanwezige deskundigheid en inzet van vrijwilligers beter benut worden. Zo kan de rol van gemeente, vrijwilligers- en professionele organisaties goed op elkaar worden afgestemd. Er ontstaat duidelijkheid over blinde vlekken en overlap. Dit overzicht biedt een basis om met de vrijwilligersorganisaties in gesprek te gaan. Hoe kan de gemeente dit faciliteren en professionele ondersteuning hier goed op aansluiten? Uitgangspunt daarbij is wat vrijwilligers willen en kunnen doen.

In de gemeenteraadsvergadering van 5 juni heeft Wethouder de Prez hiervoor een toezegging gedaan op verzoek van D66 en GroenLinks. GroenLinks heeft op initiatief van het CDA samen met de SP, Stadsbelangen, ChristenUnie een motie ingediend om te bezien of het mogelijk is om de maatschappelijke stage te behouden. De maatschappelijke stage is met ingang van het komende schooljaar door het rijk wegbezuinigd. De motie werd unaniem door de raad aangenomen.

In de raadscommissie van 27 mei heeft GroenLinks al eerder gevraagd om een sociale kaart. Hoewel Wethouder de Prez een sociale kaart geen werkbaar instrument vindt neemt hij wel de suggestie over om verschillende bestaande netwerken aan elkaar te verbinden. GroenLinks vindt de nota vrijwilligerswerk 2014-2018 erg algemeen opgesteld. Het maakt niet duidelijk waar de komende vier jaar de prioriteit ligt. GroenLinks heeft daarom zelf de prioriteit gevraagd voor de volgende vier punten:

  1. Het zo veel mogelijk beperken van regelgeving en bureaucratie: een veranderende houding van ‘nee, tenzij’ naar ‘ja, mits’.
  2. Een goede afstemming tussen vrijwilligers en professionals. Professionele hulp sluit aan bij wat vrijwilligers willen en kunnen doen en is niet ondergeschikt aan de formele zorg.
  3. Een goede sociale kaart om meer bekendheid te geven aan wat vrijwilligersorganisaties te bieden hebben zodat professionals weten wat er mogelijk is. Het mogelijk te maken dat vrijwilligersorganisaties onderling elkaar weten te vinden en van elkaars deskundigheid gebruik kunnen maken.
  4. In overleg gaan met vrijwilligersorganisaties en de Wmo-raad over hoe zij betrokken willen worden bij het vrijwilligerswerkbeleid en het gemeentelijk beleid ten aanzien van de nieuwe Wmo, Jeugdwet en Participatiewet.

De nota vrijwilligerswerkbeleid 2014-2018 wordt verder uitgewerkt in een actieplan. Dit actieplan wordt wel in samenspraak met vrijwilligersorganisaties tot stand gebracht.