INLEIDING VOOR DE DELFTSE KRINGEN EN VNO-NCW

Dames en heren,

Hartelijk welkom hier bij Combiwerk. Ik spreek dit welkom ook uit namens de algemeen directeur, Hans van der Sandt.
Zeer tot zijn spijt moet hij juist deze bijeenkomst van de Delftse Kringen en VNO-NCW missen. Combiwerk is een maatschappelijke onderneming. Een onderneming die mensen werk biedt, hen daarin ontwikkelt en zoveel mogelijk stimuleert richting de reguliere arbeidsmarkt.
Hier werken rond de 1.000 mensen in zeven bedrijven: beveiliging, detachering, groen & omgeving, kwekerij, reïntegratie, schoonmaak en verpakken.
En ze worden ondersteund door de stafafdelingen: catering, facilitair, financiën en personeel & organisatie.

800 werknemers van Combiwerk hebben een indicatie volgens de Wet Sociale Werkvoorziening. De mensen zijn zeer divers. Zij zijn van alle leeftijden. Hebben verschillende landen van herkomst. En hebben verschillende opleidingsniveaus: van ongeschoold tot en met gepromoveerd aan de universiteit. En zij verschillen in de redenen waarom zij een grotere afstand tot de arbeidsmarkt hebben dan andere mensen. Die redenen kunnen psychisch van aard zijn, lichamelijk en verstandelijk.

Combiwerk is een vrolijk bedrijf.  Wie hier wel eens komt tijdens de werkuren, ziet het plezier waarmee de mensen werken. Het afgelopen jaar hebben we er met zijn allen een schepje bovenop gedaan. In mijn termen hebben we hier gewerkt aan empowerment.

Wat is dat, empowerment?
Het is het aanboren, het boven water halen van wat er aan kracht in mensen zit. Mensen hun eigen kracht laten ontdekken. Empowerment gaat om het vergroten van de zelfredzaamheid. En daar denken we soms te makkelijk over.
We hebben gezocht naar de kracht van mensen om iets meer te doen dan het gebruikelijke. De rode draad is: arbeidsontwikkeling.
We hebben alle mensen bij Combiwerk gevraagd: kan jij niet een beetje meer dan nu? Wat is jouw kracht?
Hoe kunnen we jou steunen, zodat jouw baan een loopbaan wordt.

De resultaten van de inspanningen overtreffen de stoutste verwachtingen. Verrassend veel werknemers hebben daadwerkelijke stapjes gezet in hun arbeidsontwikkeling.
Soms uit zichzelf en soms in overleg met de werkleiding.
U kunt dan denken aan: op tijd komen, samenwerken, uitbreiding van taken, verbetering van hygiëne of stagelopen bij een van de zes andere Combiwerkbedrijven. Een grote groep werknemers is inmiddels toe aan detachering bij ‘gewone’ bedrijven.
Ruim veertig medewerkers zijn als groep met werkleiding van Combiwerk zelf gedetacheerd bij onder andere de Makro, zowel in Delft als in Wateringen, bij Getronics en bij TNT post.
Nog eens honderdveertig werknemers hebben individueel de overstap kunnen maken naar het bedrijfsleven. Zij werken nu bij de C1000, een speelgoedzaak, Camping de Delftse Hout, een Cateringbedrijf, de TU, een manege, enkele metaalbedrijven, een grafisch bedrijf en uiteraard ook bij de gemeente zelf.  Daarnaast hebben ongeveer tien mensen gebruik gemaakt van de regeling Begeleid Werken, waarbij zij een substantiële subsidie meekrijgen voor de werkgever.

De nieuwste loot aan de stam van Combiwerk is het project Werkwijzer. In Delft hebben we ongeveer 2.500 mensen in de bijstand. Zij passen niet automatisch bij de vacatures die we in onze stad ook hebben.  Maar een deel van hen kan wel degelijk opgeleid worden voor deze en toekomstige vacatures. Het project Werkwijzer duurt zes weken. In die tijd helpen we de mensen om er al werkend achter te komen, welke vaardigheden zij hebben en wat hun sterke kanten zijn.
Of waar verbetering nodig is, om de kans op een betaalde baan groter te maken. Deelnemers doen ervaring op in het samenwerken met collega’s, instructies van werkleiders opvolgen, op tijd komen op het werk, er verzorgd uitzien etcetera. Van mensen die aan het project Werkwijzer hebben deelgenomen, weten we heel precies wat ze nu al kunnen en waar nog potenties zitten. U kunt daar nog profijt van hebben.

 

Dames en heren,
In de raadsvergadering van 1 november 2005 heeft de gemeenteraad een motie aangenomen. Die maakt het mogelijk dat ondernemers bij gemeentelijke aanbestedingen verplicht worden langdurig werklozen in dienst te nemen of werkervarings- en/of leerlingplaatsen ter beschikking te stellen. Dit heet “Social Return on investment” ofwel “maatschappelijk rendement”. In de programmabegroting 2007 is het begrip Social Return verder uitgewerkt.
En dit jaar is het inkoop en aanbestedingsbeleid van de gemeente hierop aangepast.  Tot schrik van een aantal ondernemers.

Zij hoorden dat vooral werkgevers met een visie op Social Return en aantoonbaar sociaal gedrag gemeentelijke opdrachten zouden krijgen. “Daar hebben wij het nog nooit over gehad met de gemeente”, was de eerste reactie.
“En dat terwijl we op andere onderwerpen goed met elkaar in gesprek zijn.”

“Wat is trouwens een sociale visie?”
“Hoe laat een werkgever zien dat hij zich aantoonbaar sociaal gedraagt?”
Welke criteria hanteert de gemeente hierbij?
Wie gaat hierover straks een oordeel vellen en bepalen of een bedrijf wel of niet de gemeentelijke opdracht mag gaan uitvoeren? En gaat dit allemaal niet ten koste van het Delftse Midden- en Kleinbedrijf?” 

Terechte vragen, dames en heren en ik wil er graag op antwoorden.

Ik maak daarvoor eerst een uitstapje naar Europa.

In juli 2001 is de Europese Commissie een discussie gestart over “bevordering van een Europees kader voor de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven”. Het doel was tweeledig:
1. men wilde een debat over Corporate Social Responsibility op gang brengen
2. men wilde de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven ontwikkelen.
De Europese Commissie definieerde sociaal maatschappelijke verantwoordelijkheid als volgt.
Het is een concept waarbij “bedrijven in het kader van hun bedrijfsactiviteiten en hun relaties met andere partijen vrijwillig aandacht aan sociale kwesties en het milieu schenken.”
Sociaal verantwoordelijke bedrijven leveren een bijdrage aan de strategische doelstelling van de Top in Lissabon van maart 2000.
Daar ging het er om, om in 2010 uit te groeien tot de “meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld die in staat is tot duurzame economische groei en meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang”.
De Europese Commissie heeft gevraagd zich bij het initiatief ter bevordering van de Corporate Social Responsibility aan te sluiten.
Dan gaat het om de lidstaten, de lokale overheden, de sociale partners, bedrijfs- en consumentenorganisaties, individuele bedrijven en alle betrokken partijen

Er zijn vele reacties gekomen op de standpunten van de Europese commissie.
Ongeveer de helft daarvan kwam van ondernemers en hun belangenorganisaties.
Daarnaast veel van vakbonden en het maatschappelijk middenveld. 
En het zal niemand verbazen dat er aanzienlijke verschillen tussen de standpunten zitten.
Want hoe je kijkt, bepaalt wat je ziet.

Het bedrijfsleven beklemtoont het vrijwillige karakter van de Corporate Social Responsibility.
Pogingen om het te reglementeren zouden een averechts effect hebben. Sociaal verantwoordelijke bedrijven zouden door te strenge regelgeving aan creativiteit en innovatievermogen inboeten.
Bovendien zouden bedrijven die in verschillende delen van de wereld actief zijn, met tegenstrijdige prioriteiten geconfronteerd worden.
De vakbonden en het maatschappelijk middenveld beklemtonen dat vrijwillige initiatieven onvoldoende zijn om de rechten van werknemers en burgers te beschermen. Zij pleiten voor regels, algemeen geldende minimumnormen en bednadrukken vanwege de geloofwaardigheid dat alle betrokken partijen bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van de Corporate Social Responsibility betrokken moeten worden.
Investeerders pleiten voor meer openheid en duidelijkheid over de activiteiten van bedrijven.
Consumentenorganisaties willen betrouwbare en volledige informatie over de ethische, sociale en milieuomstandigheden waarin goederen en diensten worden geproduceerd en verhandeld.
Organisaties van uitkeringsgerechtigden en hun zaakwaarnemers vinden Corporate Social Responsibility onlosmakelijk verbonden met de universele rechten van de mens.
Zo heeft iedereen zijn kijk op dit fenomeen.

U vraagt zich misschien af wat dit allemaal met het social return-beleid van de gemeente Delft te maken heeft. Alles, zou ik zeggen. Het concept Corporate Social Responsibility is ontwikkeld voor de grote multinationals. De Europese Commissie heeft nadrukkelijk aangegeven dat het aangepast moet worden aan de specifieke situatie van het Midden- en Kleinbedrijf. Het leeuwendeel van alle Europese bedrijven bestaat immers uit MKB-bedrijven. Deze bedrijven hebben een minder complexe structuur en de eigenaar speelt vaak nog een belangrijke rol. Daarom is het MKB in staat intuïtiever en minder formeel in te spelen op sociale thema’s.
En veel bedrijven doen dit trouwens al.
Zelfs al zijn ze niet bekend met het concept Corporate Social Responsibility of het concept Social Return on investments.
En zelfs als zij hun activiteiten als maatschappelijk verantwoordelijk ondernemer niet bekend maken.

En het is jammer dat zij hun activiteiten niet bekend maken, want daardoor halen MKB-bedrijven niet op dezelfde manier als grote bedrijven voordeel uit hun engagement.
De gemeente heeft via het social returnbeleid de deur open gezet om dit voordeel wel te behalen.
De gemeente stelt geen vaste eisen aan het social return
De vorm staat niet vast.

Hoe staat het in ons beleid?
Delft hanteert voor social return bij het inkopen bepaalde drempelbedragen. Voor ‘werken’ ligt dat bedrag op 250.000 euro en hoger. Voor leveringen en diensten ligt de grens bij 211.000 euro. Boven die bedragen kijken we per geval of social return deel moet uitmaken van het programma van eisen of niet. We beslissen dan dus per geval: doen we het of doen we het niet?

Natuurlijk hebben we graag sociaal bewogen ondernemers in de stad. Ondernemers die door hun opstelling bijdragen aan het sociaal beleid zoals de gemeente dat uit zet.
Maar ook ondernemers met een speciaal oog voor het milieu zijn goed voor de stad. Zo bekijk je de bijdrage en weeg je die. Ik zou me ook kunnen voorstellen dat je zelfs mee laat wegen dat een onderneming in een zusterstad van Delft iets doet. Per aanbesteding moet je de weging van de cijfers vooraf vaststellen. Want dat is cruciaal. Dat iedereen weet waar hij aan toe is.

Ik snap dat mensen zouden kunnen zeggen dat we de inkoopprijs voor de gemeente hierdoor omhoog jagen.
Maar mag ik daar iets tegenover stellen? Natuurlijk kan sociaal maatschappelijk inkopen de prijs beïnvloeden. Maar je moet de vergelijking maken op basis van de integrale kostprijs.
Wat op het eerste gezicht duur lijkt, kan voor de gemeenschap wel eens veel goedkoper uitpakken.
Denk aan een lagere uitkeringslast. Of aan belastingeffecten.
Aan hoger rendement van het gegeven onderwijs. Aan minder gebruik van voorzieningen. Tel je die dingen mee, dan kan de balans de andere kant uit slaan. Overigens blijkt uit de praktijk dat van prijsopdrijving geen sprake is. Dat zeggen zowel ervaren gemeenten als de aannemerij.

Dames en heren, vaak wil Delft voorop lopen. We zijn immers niet voor niets een stad die zich profileert met kennis en innovatie. Maar op het gebied van social return zijn er andere voorhoedegemeenten. Rotterdam bijvoorbeeld.
Rotterdam kent al tien jaar een vijf procentsregeling voor projecten vanaf 225.000 euro. In die stad vinden jaarlijks 180 mensen op die manier werk. Tussen de vijftig en zestig procent van hen behoudt die baan vervolgens ook. Elk jaar weer.
En zo zijn er meer voorbeelden te geven van gemeenten die hier volop mee bezig zijn. Die ervaring leert dat er ook geen koudwatervrees hoeft te zijn. De succes- en faalfactoren zijn bekend.
- de eisen aan de opdrachtgever moeten helder zijn geformuleerd
- zo mogelijk zitten er sanctiebepalingen bij
- brede samenwerking en draagvlak is cruciaal, binnen de gemeente en extern
- intern moeten procedures en werkprocessen helder zijn
- extern kunnen convenanten behulpzaam zijn.
- flexibiliteit, creativiteit en redelijkheid zijn voor ondernemers van groot belang
- grootste bottleneck is vaak het vinden van geschikte mensen

Dames en heren, social return is niet iets wat de Gemeente even gemakkelijk oplegt aan de ondernemer. Social return vraagt nadrukkelijk ook iets van de gemeente zelf.
Het aannemen van een motie en het maken van een nota is niet voldoende. Wij moeten intern ook draagvlak vormen.
U moest eens weten op hoeveel plekken in de gemeentelijke organisatie wordt ingekocht. Niet altijd is er goed zicht op wat er allemaal gebeurt. Dat zou kunnen leiden tot willekeur en dat is niet acceptabel. Niet voor mij, maar vast ook niet voor ondernemers die daar tegen aan lopen. Dat vraagt dus om stevige coördinatie, zodat we telkens de afweging kunnen maken hoe we omgaan met social return in die betreffende aanbesteding.
Daar ligt een verantwoordelijkheid bij onze sector Werk, Inkomen en Zorg. Er moet dus een goed loket zijn, met coördinator en goede bezetting. Er moet budget zijn.
Je moet ook geschikte mensen voorhanden hebben.
Want het is een valkuil dat de gemeente akkoord gaat met een aantal plaatsen en vervolgens niet kan leveren.
Wij moeten dus uitstekende kennis hebben van ons bestand van werkzoekenden.

Wat vragen we van de ondernemer?
Waar beoordelen we offertes op, als we hebben besloten social return mee te wegen?
Allereerst telt mee een visie op social return. Uiteraard telt mee het daadwerkelijke aantal werkervaringsplaatsen, stageplaatsen of leerlingplaatsen. Het aantal werklozen dat de ondernemer in dienst heeft genomen, of wil gaan inzetten op het project. Hoe de ondernemer de mensen gaat begeleiden.
Dat zijn zaken waarop je offertes kunt beoordelen. En als een ondernemer zich niet zou houden aan wat hij belooft heeft, dan is de reactie gelijk aan andere situaties waarin niet wordt geleverd wat is beloofd.
Als gemeente zul je de ondernemer dan waarschuwen.
Vervolgens eis je nakoming van gemaakte afspraken en als dat niet helpt is ontbinding van de overeenkomst een laatste middel. Maar dat zijn stappen die altijd in beeld kunnen komen als het mis gaat. Dat is niet specifiek gekoppeld aan social return.

Dames en heren, ik noemde eerder al het belang van het MKB in deze zaak. Veel bedrijven doen onbewust al aan social return. U kent vast de voorbeelden zelf. Van bedrijven die vanouds werken met leerplaatsen. Van bedrijven die midden in de samenleving staan en hun rol pakken richting mensen die zelfstandig niet zo makkelijk een plek vinden op de arbeidsmarkt. Natuurlijk zijn ondernemingen zakelijke instellingen. En social return is geen liefdewerk oud papier.
Ondernemers moeten ondernemen. Maar een actieve opstelling op dit vlak zou zich wel eens extra kunnen terugbetalen. Het draagt bij aan een profiel waarvoor sympathie bestaat in de samenleving. Het kan bijdragen aan het profiel als aantrekkelijke werkgever. Je haalt gemotiveerde mensen binnen. Denk aan het voorbeeld van Rotterdam waar iets meer dan de helft van de mensen de baan, die ze via social return verwerven, weet te behouden. Er ontstaat goed contact met de gemeentelijke overheid. Bovendien levert het ook gewoon opdrachten op.

Delft kent al voorbeelden van bedrijven die hier volop mee bezig zijn. Bij de aanbesteding voor de herstructurering Poptahof heeft Woonbron als eis opgenomen dat de bouwer tenminste 5 jongeren uit de wijk zelf in zijn team opneemt.
Ikea werkt nauw samen met de gemeente bij de werving van nieuwe mensen. Een verf- en glashandel Verbeek doet het op zijn eigen manier: bij het 125-jarig bestaan heeft dit kleine familiebedrijf 125 vrijwilligers en cliënten van de voedselbank op een maaltijd getrakteerd bij de Wereldzaak.
De Wereldzaak zelf is ook een initiatief dat past in het concept Corporate Social Responsibility. Het is een initiatief van twee horeca-ondernemers, de directeur van het Kringloopbedrijf en een soort van kunstenaar om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt weer te laten meedoen in de maatschappij. Hierdoor hebben meerdere mensen inmiddels hun weg kunnen vinden naar andere horeca- en/of dienstverlenende  instellingen. TU-Delft heeft op een gegeven moment de beveiligingsactiviteiten van alle faculteiten gecentraliseerd en aanbesteed. In de eisen bij de aanbesteding heeft de TU de eis opgenomen om mensen uit de sociale werkvoorziening in het team van bewakers op te nemen.

Veel ervaring is ook elders in het land opgedaan, o.a. in de bouw en infrasector. Maar je kunt aan veel meer plekken denken: schoonmaak, groen, beveiliging en zorg.

Dames en heren, ik hoop een aantal zaken te hebben duidelijk gemaakt. Allereerst: social return is niet eng. Natuurlijk kan het zijn dat u mij niet gelooft. Dan wil ik u vragen te laten informeren door uw collega’s die hier mee elders al ervaring hebben opgedaan. Een tweede punt is dat er geen sprake is van willekeur. Gemeente en ondernemer moeten vooraf helder weten óf social return meespeelt,  wat de spelregels zijn en hoe aspecten van social return vervolgens worden meegewogen. Derde punt is dat social returnbeleid wel eens zou kunnen leiden tot méér, en zeker niet tot minder contact tussen ondernemingen en gemeente. Dat ondernemers aan het begin van de rit het idee hebben gekregen, dat zij hierdoor ‘overvallen’ werden, zie ik als een ‘schoonheidsfoutje’. Vierde punt is dat social return ook eisen stelt aan ons als gemeente.

En wat ik nog eens heel nadrukkelijk wil onderstrepen.
Social return is geen politieke ‘spielerei’. Het gaat om mensen die anders niet of moeilijk aan de bak komen. Om mensen die zonder deze aanpak niet of moeilijker kunnen deelnemen aan onze samenleving. Het gaat om mensen die als ze maar de kans krijgen, een échte bijdrage kunnen leveren.
Dáár gaat het om.