Bij zijn afscheid als gemeenteraadslid ontving Wim Bot uit handen van burgemeester Verkerk de erepenning van de stad Delft voor zijn bijzondere inzet voor de gemeente. Wim gaf de vele aanwezigen een vlammende en indrukwekkende afscheidsrede.

"Voorzitter, collega-raadsleden, familie, vrienden, kennissen en andere aanwezigen op de publieke tribune,
 
Na de mooie woorden van de burgemeester en de onderscheiding mag ik nu voor de laatste keer het woord voeren in de raadszaal. Mijn gedachten gaan daarbij terug naar 12 april 1994, de dag dat ik geïnstalleerd werd als raadslid. Al is het maar omdat mijn ouders en mijn schoonmoeder toen nog leefden en daarbij waren. Verder omdat ik de vroedschapspenning kreeg van Rik Grashoff en hij die van mij, een foutje waar Rik en ik het maar bij hebben gelaten. Ik heb de zijne en hij de mijne, dan is dat maar onthuld. Maar mijn gedachten gaan vooral terug door het gevoel dat ik kreeg, die eerste keer in deze prachtige zaal. Ik had toen niet alleen minder grijze, maar politiek gezien ook veel wildere haren. Ik herinner me heel levendig het gevoel dat ik kreeg toen ik de zaal rondkeek en naar buiten keek op de Markt en naar de Nieuwe Kerk: het gevoel deel uit te maken van een eeuwenlange traditie van stedelijke democratische besluitvorming van vrije burgers op deze plek, in het hart van de Europese beschaving.
 
Dat gevoel heb ik gehouden, elke keer weer als ik dit gebouw binnenkwam. Ik heb het van de eerste tot de laatste dag als een eer beschouwd om als volksvertegenwoordiger, als vertegenwoordiger van de kiezers van GroenLinks, te mogen zijn. Vanuit dat besef heb ik het ook altijd als een plicht beschouwd om het goed en toegewijd te doen. Dat betekent voor mij: je goed voorbereiden, door het lezen van de stukken en het inwinnen van informatie bij relevante partners in de stad; weten wat je politiek wilt en wat je eruit wilt halen; scherp en alert zijn in het debat; duidelijk zijn zonder te versimpelen; kunnen relativeren en humor gebruiken; door echt kritisch te zijn, ook voor politieke geestverwanten wanneer het nodig is; en last but not least door andere partijen ook iets te gunnen. Dat is de manier waarop ik heb gewerkt, zowel in de oppositie als in de coalitie, zowel in het monisme als in het dualisme. En zonder me zelf te veel op de borst te willen kloppen: ik denk effectief en met succes.
 
Niets is zo mooi als het met passie kunnen werken aan je politieke idealen en de publieke zaak. En het allermooist is het op lokaal niveau, waar je de resultaten van je werk zelf kunt zien, de mensen leert kennen die bij de gemeenschap op alle niveaus betrokken zijn, de menselijke maat de maat der dingen is en politieke verhoudingen doorgaans goed. Meer en meer ben ik ervan overtuigd geraakt dat het lokale niveau het niveau is dat er politiek gezien het meest toe doet, dat lokale bestuurders en politici de maatschappelijke ontwikkelingen beter kennen dan het circuit in en rond het Binnenhof.
 
Op een dag als vandaag denk ik ook terug aan allerlei grote en kleinere politieke hoogte- en dieptepunten en markante momenten: van de autoluwe binnenstad en de autovrije markt tot de begrafenis van Prins Claus, van de EZH-campagne en de spoortunnellobby tot de gondelaffaire, van de bijna-ineenstorting van de Dienst Maatschappelijke Zorg tot de opening van het theater en DOK, van de melasseramp en de brand bij bouwkunde tot de tentoonstellingen Tijdgenoten van Vermeer, Contour en Delft was here. Aan het nieuws van 9/11, toen er een delegatie uit Adapazari op bezoek was en wij het nieuws bij de bodes op te tv zagen.. Aan de vele ontmoetingen met raadsleden en burgers uit Mamelodi en Tshwane, in de eerste plaats Pasty Malefo, iemand die je nooit meer vergeet wanneer je hem hebt ontmoet. Aan eigen politieke successen zoals de referendumverordening en de straatfeestcheque. En ten slotte ook aan raads- en commissieleden die stierven: Yvonne Auwerda, Bep Boogaard en mijn eigen fractiegenoot Jan Breukelaar.
 
Voorzitter, ik heb in die bijna vijftien jaar 3 burgemeesters meegemaakt, 4 gemeentesecretarissen, 4 griffiers, 16 wethouders en ik schat zo’n 150 raads- en commissieleden. Ik heb met bijna iedereen samen kunnen werken en ik kan één ding zeggen met de hand op mijn hart; ze proberen allemaal naar vermogen hun best te doen voor de stad. Als ze iets niet zijn dan zijn het zakkenvullers. Niets staat verder van mij af dan die hardnekkige, simplistische en antipolitieke opvatting, hoe populair die ook is.
 
Voorzitter, van raadsleden wordt steeds meer gevraagd. Ze moeten verstand hebben van een veelvoud aan ingewikkelde vraagstukken en processen; ze moeten communicatief sterk zijn op vergaderingen, bijeenkomsten en op het web; ze moeten verwachtingen kunnen managen; ze moeten om kunnen gaan met boze of calculerende burgers; ze moeten in staat zijn om politieke idealen om te zetten in bestuurlijke stappen die je van A naar B brengen. Het raadslidmaatschap wordt meer en meer een professie, waar je een set aan specifieke vaardigheden en competenties en vooral ook veel tijd voor nodig hebt. Ik hoop dat de Delftse raad in de toekomst durft te investeren in professionalisering, in de kwaliteit van de raadsleden, in het ambacht en het handwerk.  Ik geloof in die professionalisering – wat iets anders is dan zeggen dat alleen academici of ambtenaren het zouden kunnen, elke gemotiveerde burger met hart voor de stad kan dat leren – en ben het dus volstrekt oneens met die wetenschappers die denken dat we in het raadswerk meer terug moeten vallen op amateurs. Ik vind dat een romantische en ahistorische opvatting. Sterke colleges van professionele bestuurders en gemeenteraden van amateurs – dat is geen dualisme maar een vrijbrief voor de colleges.
 
Voorzitter, we hebben kwalitatief goede raadsleden nodig. Maar die kunnen hun werk alleen goed doen wanneer er ook een kwalitatief goede en serieuze lokale pers is. Ik vertel geen nieuws wanneer ik zeg dat die in Delft onbreekt, maar dat maakt die constatering niet minder zorgwekkend. Op het moment worden de commissie- en raadsvergaderingen niet of nauwelijks meer bezocht door journalisten. De verslaggeving in de Stadskrant kan gezien de afzender per definitie niet meer dan surrogaat zijn. De virtuele gemeenteraad krijgt meer aandacht dan de echte: een stoer geschreven blog wordt overgeschreven in de krant en wordt daarmee politieke realiteit, maar dan wel een politieke realiteit buiten de politieke arena, die van de raad. In de echte arena worden die ideetjes vaak niet eens naar voren gebracht. En goed onderbouwde betogen in commissies en raad worden niet eens meer gehoord. Voor “moeilijke” onderwerpen is geen belangstelling, voor relletjes, ruzietjes en hypejes des te meer. Populistische politici en media die te veel meebuigen in populistische richting zijn zo een onzalig bondgenootschap aangegaan, dat de kloof tussen burgers en politieke elke dag opnieuw weer schept en reproduceert. Wat mij betreft kan er niet snel genoeg een einde komen aan deze wurggreep van de mediacratie.
 
Voorzitter, ik wil iedereen bedanken voor de samenwerking en dank in het bijzonder Audry, Tamar en David voor het begrip voor al die avonden van afwezigheid. Ik wens mijn opvolger Stephan Brandligt alle succes, ik weet dat het groene en linkse gedachtengoed bij hem in goede handen is. Ik wens u allen veel succes met het werk, dat Delftenaren en Delvenaren de kans geeft zich te ontplooien als vrije burgers, op de bodemlaag van die eeuwenoude stedelijke beschaving."