Delft op Zondag heeft een aantal vragen aan de Delftse fractievoorzitters gesteld over de besteding van de EZH-gelden.
1. Wat vindt u van het rapport?
De Delftse Rekenkamer zegt in zijn rapport dat zij niet goed kan beoordelen of de projecten goed zijn uitgevoerd, omdat de gemeenteraad geen meetbare criteria heeft geformuleerd en omdat er niet systematisch over het geheel van de projecten is gerapporteerd. De gemeenteraad moet bij grote projecten in de toekomst dus scherpere kaders stellen, voordat tot uitvoering van projecten wordt overgegaan.
De gemeenteraad heeft besloten dat ze vanaf 2002 geen aparte voortgangsrapportages meer hoefde te hebben. In plaats daarvan zouden de verslagen ingebed worden in de jaarrekening en in andere verslagen, zoals het burgerjaarverslag, de wijkverslagen etc. Door dit besluit is het inderdaad niet meer mogelijk om in één oogopslag te zien wat er gedaan is met de EZH-gelden. Daar moet je inderdaad even aan gaan zitten. Achteraf heeft ook GroenLinks wel eens gedacht dat handhaving van de totaalrapportages beter geweest zou zijn. We hebben daar bij de behandeling van de jaarrekening van voorgaande jaren in de commissie Middelen & Bestuur nog op gewezen. Maar de raad had anders besloten, dus er kwam geen totaalrapportage meer.
Toen de Delftse Rekenkamer in de stukken las dat de raad geen aparte voortgangsrapportages meer vroeg, had ze haar onderzoeksaanpak daaraan kunnen aanpassen, bijvoorbeeld door in de stad te kijken waar voorzieningen gerealiseerd zijn en hoe de Delftse bevolking daarbij betrokken is geweest. Doordat ze dit niet gedaan heeft, wekt ze de suggestie dat de voorzieningen niet gerealiseerd zijn of dat het college andere dingen heeft gedaan dan de raad had opgedragen. Dat is onjuist. De voorzieningen zijn er allemaal gewoon gekomen. Of het nu om sport gaat, om ICT of om andere voorzieningen. Wat we ons misschien kunnen aantrekken is dat we niet bij elke voorziening een bordje aan de deur hebben gehangen met de mededeling “Betaald uit de opbrengst van de verkoop van de EZH-aandelen”.
2. Valt het College/Raad/uw partij iets te verwijten?
Nee, over het algemeen zijn de doelen bereikt. Het klopt dat de raad destijds zijn budgetrecht niet verder heeft aangezet. Dat komt doordat de raad de beleidskaders van de bestedingsplannen op dat moment toereikend vond.
Wel ben ik het met de Delftse Rekenkamer eens dat de raad een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor grote projecten. De raad zou scherpere afspraken kunnen maken over hoe projecten georganiseerd worden, hoe deze beheerst worden en wat daarbij de rolverdeling raad/college is. Uiteraard passen ook afspraken over de manier waarop het college de raad informeert in dit rijtje. Achteraf gezien hadden we scherpere afspraken kunnen maken over de informatie die de raad had willen hebben en over de evaluatie. Daarin geef ik de Rekenkamer gelijk.
3. Wat vindt u ervan dat een dergelijk voor het huidige College vernietigend rapport drie weken na de verkiezingen bekend wordt gemaakt? Had dat niet vóór de verkiezingen moeten gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het geen vernietigend rapport. Het had van mij voor de verkiezingen bekend gemaakt mogen worden. Er is gehandeld volgens afspraak. Wat we kunnen leren uit het onderzoek heb ik hierboven al beschreven: de raad had scherpere kaders kunnen stellen, het college had de raad actiever kunnen informeren en het ambtelijk apparaat had meer kunnen monitoren en administreren.
Daarnaast vind ik dat de Rekenkamer zich in zijn onderzoeken moet aansluiten bij de werkelijkheid die is ontstaan door de besluiten van de raad. Dat de werkelijkheid haar niet zint, kan ik begrijpen. Daarover kan de Rekenkamer aanbevelingen doen voor de toekomst.
Ik had daarnaast echter ook enige creativiteit van de Rekenkamer zelf verwacht bij het uitzoeken waar in de stad voorzieningen gerealiseerd zijn en hoe de bevolking daarbij betrokken is geweest.
4. Zou de verantwoordelijk demissionair wethouder onder wiens verantwoordelijk dit valt, alsnog zijn conclusies moeten trekken en opstappen? Zo nee, waarom niet?
Toen de gemeenteraad in maart 2000 besloot welke 29 projectclusters zouden worden uitgevoerd, sloot de raad daarmee de EZH-campagne af. De vakwethouders werden vervolgens verantwoordelijk voor de uitvoering van de door de raad vastgestelde bestedingsplannen. Zoals gezegd: zij hebben hun werk gedaan.