Het besef landde in een collegezaal in de oude abdij van Middelburg, tijdens het verhaal van een Joodse vrouw over hoe zij de Holocaust wist te overleven in een benauwde ruimte verborgen in een Amsterdams grachtenpand. Het was tijdens dit overlevingsverhaal dat ik me voor het eerst werkelijk bewust werd van de enorme verantwoordelijkheid die rust op de schouders van mijn generatie. Wij zijn de laatsten die met overlevenden van de Holocaust zullen spreken. De eersten die hun verhalen moeten doorvertellen.

Ik studeerde op het moment van deze lezing politiek en internationaal recht. In mijn lessen en lezen was het onmogelijk om niet kennis te nemen van de gruwelijkheden van de Tweede Wereldoorlog. Het woord genocide—de letterlijke vertaling van de moord op een volk—bestond niet voor de Holocaust. Raphael Lemkin, een Poolse Jood die de Shoah overleefde, bedacht deze term en besteedde de rest van zijn leven aan de strijd om te voorkomen dat genocide ooit weer zou gebeuren.

Nie wieder. Nooit meer.

Alleen door ons te herinneren wat er gebeurd is, kunnen we proberen te voorkomen dat deze gruwelijkheden herhaald worden. Daarom is de verantwoordelijkheid van mijn generatie zo groot. Hoe kan mijn generatie dit dragen? Hoe zorgen we ervoor dat de verantwoordelijkheid gezamenlijk is? Hoe vertellen we deze verhalen op de juiste manier? Maar deze vragen zijn een blik op de toekomst, waarmee ik het heden vergeet.

Enkele weken geleden was ik bij een presentatie in de synagoge van Delft over onderzoek naar Joods vastgoed tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Er werd besproken welke rol het Delftse gemeentebestuur speelde in roven van vastgoed van Joodse mensen en met name op welke manier er na de bevrijding werd omgegaan met de terugkomst van Joodse mensen en hun rechtmatige eigendom over dit vastgoed.

De resultaten van het onderzoek waren duidelijk. De Joodse gemeenschap in Delft is na de oorlog onethisch en immoreel behandeld. In reactie op het onderzoek werd vanuit het publiek in de synagoge het doen en laten van het Delftse bestuur terecht ‘kil’ genoemd. Joodse mensen overleefden de Holocaust om vervolgens niet naar hun eigen huizen terug te kunnen keren. Wanneer zij dat wel konden, moesten ze nog de belastingen betalen over de tijd dat zij in concentratiekampen hadden gezeten. Beroofd, vervolgd en na dat alles in de kou gelaten.

Deze avond en de reactie vanuit de huidige Joodse gemeenschap in Delft heeft me geleerd dat vooruitkijken alleen niet afdoende is. We moeten het met elkaar hebben over genoegdoening. Er bestaat geen compensatie van het leed wat de Joodse gemeenschap is aangedaan. Maar we hebben nu nog de kans om tot een vorm van genoegdoening te komen die overlevenden van de Holocaust kunnen meemaken.

We kunnen niet de verhalen van overlevenden vertellen zonder te luisteren naar de Joodse gemeenschap. En dat is de opdracht die het huidige stadsbestuur van Delft heeft gekregen. Ga in gesprek, luister en kom tot een passende reactie op het onrecht van het onderzoek heeft uitgewezen over de behandeling van de Joodse gemeenschap in Delft na de oorlog. Een zware opdracht, maar ook een kans. Om verantwoordelijkheid te nemen voor het onnoemelijke onrecht dat de Joodse gemeenschap is aangedaan.

Het is een gezamenlijke opdracht. Van het stadsbestuur, van de gemeenteraad. En uiteindelijk nog altijd van mijn generatie: om te beseffen welke verantwoordelijkheid wij nu en in de toekomst dragen. Om te luisteren en verder te vertellen.

Link: Onderzoek Joods vastgoed