Wim Bot hield op 6 oktober een kritische beschouwing over het rapport van de rekenkamer over Delft kennisstad. De volledige tekst van zijn bijdrage kunt u hier lezen.
In de discussie was een meerderheid voor de suggestie van onder meer GroenLinks om een commissie extern te organiseren over de toekomst van Delft Kennisstad.
TELEURSTELLEND REKENKAMERRAPPORT OVER DELFT KENNISSTAD
GroenLinks is blij dat het eerste rapport van de rekenkamer nieuwe stijl is verschenen. Van de inhoud van het rapport werden we echter eerlijk gezegd niet blij. Het is onevenwichtig, er zijn selectief bronnen gebruikt, er blijkt geen echte beheersing van de materie uit.
Een paar voorbeelden:
- Delft zou onvoldoende oog hebben gehad voor de quality of place als onderdeel van de kennisstadstrategie, terwijl dit aspect juist in het gemeentebrede beleid een constant aandachtspunt is geweest vanaf 1995.
- Alleen Stip zou zich hard hebben gemaakt voor faciliteiten voor (techno)starters, de andere partijen krijgen een veeg uit de pan, maar in ieder geval ook GL heeft zich sinds jaar en dag hard gemaakt voor goedkope bedrijfsverzamelgebouwen voor starters.
- Het rapport is kritisch over de raad, maar rept niet over de belangrijke rol van de raad in het grote interactieve proces dat in 1995 tot de vaststelling van de strategie leidde;
- Het besteedt aandacht aan de creatieve stad, maar vermeldt niet dat GroenLinks dat thema vorig jaar bij de programmabegroting (het belangrijkste kaderstellende moment) als belangrijk onderwerp heeft ingebracht:
- Er wordt een heel verhaal over Maraps opgehouden, maar dat de gemeente jaarverslagen en jaarrekeningen publiceert waarin verantwoording over het beleid wordt afgelegd is ontsnapt aan de aandacht van de schrijvers.
- De overgrote meerderheid van de raad ondersteunt het DK-beleid vanaf 1995 van harte, daarom is DK geen politiek controversieel item. Dat maakt de steun niet erg actief, maar dat is eerder een sterkte dan een zwakte of een risico. Het is in de politiek heel wat als partijen van een totaal verschillende achtergrond het al drie raadsperiodes lang eens zijn over een stadsstrategie! En deze ook verdedigen naar hun achterban en in contacten met burgers.
Door het gebrek aan beheersing zijn de conclusies en aanbevelingen soms apert onjuist en verder weinig scherp (van het enerzijds-anderzijds type). In de reactie van het college zien we veel meer werkelijk overzicht en beheersing van de materie, meer balans, meer evenwicht in de oordelen. Deze reactie kunnen wij op hoofdlijnen volledig onderschrijven.
Deze scherpe kritiek betekent gelukkig niet dat we helemaal niets kunnen met het rapport. De fractie van GL wil bij enkele centrale punten uit de aanbevelingen stilstaan.
1) Het is juist dat het te lang heeft geduurd voor er met meetbare doelen werd gewerkt. De stappen vooruit die er nu in de programmabegroting zijn en worden gemaakt zorgen voor een betere kaderstelling.
2) Deze kaderstelling met meetbare doelen maakt ook een betere controle mogelijk. Die zien wij vooral in jaarverslag/jaarrekening. Deze zijn in beginsel het belangrijkste controleinstrument van de raad. Maraps zijn sinds de Neonoperatie en de dualisering hoofdzakeljk een instrument van het college. We kunnen er wel over praten of we bijvoorbeeld kwartaalberichten of een halfjaarbericht willen over de ontwikkeling op hoofdlijnen.
3) Meetbare doelen en controle daarop betekenen niet dat het beleid daardoor effectiever wordt, zoals in bevinding 2 wordt gesteld. Het is bijzonder moeilijk een feitelijke relatie te leggen tussen lokaal economisch beleid en economische ontwikkeling in het kader van een mondiale markteconomie. Ook het rekenkamerrapport kan deze relatie terugkijkend niet werkelijk leggen en geeft dat ook toe (p. 61). Duidelijk is wel dat de economische prestaties in Delft in de laatste jaren over de hele linie wel achterblijven.
4) Centraal lijkt ons het geconstateerde gebrek aan richting er draagvlak (bevinding 2) plus de aanbeveling om meer te richten op sterke kanten (bevinding 4en 6). Gerefereerd wordt ook aan de benaming Center of Technology, waarvoor eerder STIP en VVD zich in deze raad hard hebben gemaakt. Op p. 58 van het rapport staat een vergaande suggestie: kies voor één of twee speerpunten.
Wie echter in het rapport zoekt naar een antwoord op de vraag welke speerpunten dit zouden kunnen zijn vindt dat niet, bij benadering niet. Dat is geen toeval.
Twee citaten in het rapport vielen ons in het bijzonder op bij het nadenken over het meer richten op sterke kanten. De heer Van Luijk van de TU zegt: “In de regio Delft is alles zeer gefragmenteerd. Er zijn veel spelers, er is geen duidelijke regisseur aanwezig en het bedrijfsleven zit er nog niet bij zoals Zuid-Oost Brabant en Philips.” Het tweede is de innovatieparadox van Michael Porter: het wetenschappeliijk onderzoek ligt in Nederland op hoog niveau, maar wordt onvoldoende benut in commerciële toepassingen.
Het is voor Delft blijkbaar niet zo eenvoudig om die sterke punten eenvoudig te benoemen en dat is ook door de belangrijkste partners in de stad nooit echt gedaan. Kennis is te algemeen, center of technology is iets preciezer maar blijft toch ook nog erg algemeen en sluit weer minder precies aan bij architectuur/design en ICT, die in ieder geval tot de sterkere sectoren van de Delftse kennisstadeconomie behoren. En met het onderwerp van de creatieve stad lijken ook alle steden in Nederland op het moment weg te willen lopen en is dus ook niet onderscheidend genoeg.
Een goede en stevige discussie in de raad, met het college, met de belangrijkste partners en geïnteresseerde burgers (niet “de burger”, want die bestaat helemaal niet) over de sterke kanten en het profiel lijkt ons de belangrijkste follow-up van dit rapport.
GroenLinks zou dan als startschot niet zozeer willen kiezen voor één of twee sterke kanten, maar voor met elkaar verbonden strategische keuzes:
- Zorg ervoor dat Technopolis inderdaad volkomt met bedrijven uit de high-techsector;
- Stimuleer (techno)starters en houd ze vast, alleen zij kunnen in Delft de innovatieparadox oplossen, er is in Delft geen bedrijf of cluster dat uit zichzelf sterk genoeg is om dat te doen. Besteed daarbij extra aandacht aan (kleinschalige) ambachtelijke nijverheid en maakindustrie (werkplaatsen, meubelmakers, gereedschappen), die kwalitatief hoogwaardig maatwerk kan leveren aan de lokale en regionale economie als geheel.
- Investeer in het ontstaan en onderhouden van netwerken, ook in de creatieve sector, en facilitair ze daadwerkelijk.
Wim Bot
6 oktober 2005