Op 23 mei besprak de algemene commissie het rapport van de rekenkamer over de EZH-gelden. Namens GroenLinks hield Wim Bot een kritisch verhaal over het rapport. Dat leiddde er mede toe dat de rekenkamer een aantal opvattingen uit het rapport nader gaat onderzoeken. De volledige tekst van de bijdrage van GroenLinks kunt u hier lezen.

De fractie van GL was, is en blijft trots op de Delftse Duitenactie over de EZH-gelden. Het was een vorm van interactief beleid die nergens anders in Nederland is vertoond. Wat ons betreft een groots project, waarmee veel belangrijke zaken voor de Delftenaren zijn gerealiseerd. Het was vooral ook een uniek project, dat daarom eigenlijk niet met andere projecten te vergelijken valt.

Daarmee ben ik meteen bij mijn eerste kritiekpunt op het rekenkamerrapport. De EZH-gelden zijn niet, zoals de Rekenkamer stelt, een groot project waaruit je conclusies kunt trekken voor andere grote projecten. Het is een aanname die wij niet onderschrijven. Wat ons betreft staan de aanbevelingen dan ook los van de bevindingen en conclusies. Ik kom aan het eind terug op de aanbevelingen.

Het rapport onderschat de uniciteit van het project en heeft onvoldoende oog voor de wijze waarop het stap-voor-stap vormkreeg.  Achteraf zeggen hoe iets beter had gekund is niet zo moeilijk. Wij verwachten daarbij wel begrip voor de concrete omstandigheden waarin een en ander plaatsvond. Raad, college en ambtelijk apparaat hebben onder grote tijdsdruk en zonder extra capaciteit dit hele unieke proces vormgegeven. In de toonzetting van het rapport missen wij dat begrip.

Voorzitter, de fractie van GL kan de bevindingen en conclusies slechts voor een deel onderschrijven. Wij kunnen ons over de hele linie beter vinden in het beeld zoals dat door het college is geschetst. We hebben niet de tijd om op alle conclusies in te gaan, en beperken ons tot de belangrijkste:

Wij onderschrijven niet dat beleidskader te vaag was en dat raad onvoldoende aan kaderstelling heeft gedaan en budgetrecht onvoldoende heeft gebruikt. Het vaststellen van de criteria waaraan projecten moesten voldoen, het bepalen van de clusters waarop kon worden gestemd, de discussie over de uitkomst en de verdeling van de gelden, de verdere financiële en procesmatige afspraken uit juni 2000 zijn daarvan voorbeelden. Daarbovenop komt dan dat alle 29 afzonderlijke bestedingsvoorstellen in de commissies en raad aan de orde zijn geweest. Daarin heeft de raad beoordeeld welke (deel)projecten met de beschikbare budgetten konden worden uitgevoerd. Ook is daarin nadrukkelijk gecontroleeerd of overleg met indieners had plaatsgevonden.

Heeft de rekenkamer wel gekeken naar alle handelingen van de raad en de besluitenlijsten van de commissies waarin de bestedingsvoorstellen aan de orde waren? In de raad is het voorstel over investeren in de wijken  - in zekere zin het moeilijkste project van allemaal – onderwerp geweest van uitvoerig debat. Het is geamendeerd, zo zijn toekomstige onderhoudskosten in de berekeningen opgenomen. Een deel van de raad bleef van mening dat de invulling niet goed was onderbouwd. Dit cruciale debat onbreekt in het rapport! Een kleiner voorbeeld: bij het voorstel over verkeer en vervoer staat dat de commissie duurzaamheid op 19 februari 2002 heeft aangedrongen op een zorgvuldig omgaan met de onderhoudsbudgetten voor fietspaden en het realiseren van de fietstunnel in Tanthof. Punten die in het verslag van een gesprek met de indieners van projecten aan de orde waren gesteld.

Bij de conclusie dat op projectniveau onvoldoende is gestuurd en rekening is gehouden met de uitkomst van de burgerraadpleging willen we het volgende opmerken. Vanaf de vaststelling van de clusters lag voor ons de nadruk niet meer op de afzonderlijke projecten maar op de clusters. Daarop hebben de mensen gestemd en niet op de erg ongelijkmatige projecten. Bij de bestedingsvoorstellen is overal een afweging gemaakt welke afzonderlijke projecten wel en niet konden worden uitgevoerd. En is gevraagd naar het overleg met de indieners. In tegenstelling tot de rekenkamer vonden en vinden wij dat er op clusterniveau en niet op projectniveau moest worden gestuurd, uiteraard wel met aandacht voor de afzonderlijke projecten. Over de verhouding tussen clusters en projecten denkt de rekenkamer anders dan de raad van die tijd. Dat lijkt ons vooral een andere politieke opvatting.

Wij onderschrijven niet dat beoordeling van de doeltreffendheid van de projecten slechts in zeer beperkte mate mogelijk is. In de bestedingsvoorstellen staat zo precies mogelijk wat de raad met het geld wilde doen. Dat er geen afzonderlijke rapportages meer verschenen na 2001 betekent niet dat je daar niets meer over kunt zeggen. Met aanvullend bureauonderzoek was je een heel eind gekomen.  En er is meer dan een bureau. Om je heen kijken of vragen bijvoorbeeld. Bij mijn kinderen op school staan computers die uit de EZH-gelden zijn betaald. En als ik mijn zoon naar het voetbal breng rijd ik met de fiets over de rotonde aan de Delfgauwseweg, betaald met EZH-gelden, en zie ik naast het voetbalveld een sporthal, betaald met EZH-gelden. Wij betreuren het dat de rekenkamer is blijven steken in een nogal formalistische benadering.

Voorzitter, een conclusie die wij wel trekken is dat er in de uitvoeringsfase een evaluatie van alle projecten samen had moeten plaatsvinden. Een slotbalans die ook aan de inwoners van de stad duidelijk had gemaakt wat er met het geld is gebeurd. Voorzitter, wij stellen voor dat we een dergelijk resultatenboekje alsnog maken.

 Ik zei al dat de aanbevelingen wat ons betreft los staan van het onderzoek, omdat de EZH-gelden geen gewoon groot project waren. Aanbevelingenvoor grote projecten veronderstellen ook overeenstemming over wat wel en niet grote projecten zijn. De concreetheid en gedetailleerdheid van kaderstelling vooraf zal ook niet voor elk groot project gelijk kunnen zijn. Vraagtekens zetten we bij aanbeveling twee. Een speciale projectorganisatie kan nuttig zijn bij een groot project, maar hoeft dat niet in alle gevallen te zijn. En wat betreft de verantwoording: in het nieuwe collegeprogramma staat dat bij grote projecten twee keer per jaar een uitvoerige rapportage door het college aan de raad zal worden voorgelegd en besproken. Dat lijkt ons een goede afspraak.

Wim Bot, 23 mei 2006