In het coalitieakkoord wordt het begrip beginspraak geintroduceerd. Het college is van plan om de burgers van Delft actief bij plannen te betrekken. Daarmee laat Delft zien dat het een open en actieve gemeente nastreeft, die betrokken burgers serieus neemt en met ze samenwerkt.
Onder de kop Beginspraak kan flink frustreren betogen Anne Koning (ex-wethouder) en Merijn Vroonhof (stedenbouwkundige) dat de kans op teleurstelling bij beginspraak levensgroot is. GroenLinks is het daar niet mee eens en blij dat 'beginspraak' een plaats heeft in het nieuwe coalitieakkoord.
Het artikel van Koning en Vroonhof gaat uit van de mopperende burger die geen veranderingen wil en toch wel naar de rechter stapt als hij zijn zin niet krijgt. Wij zijn positiever gestemd. Onze ervaring is juist dat burgers graag willen meedenken over de toekomst van hun stad, wijk en buurt. Natuurlijk wil beginspraak bewoners niet op de stoel van de deskundigen (bijvoorbeeld stedenbouwkundigen) zetten, zoals het artikel veronderstelt. We willen bewoners actief bij plannen in hun omgeving betrekken en rekening houden met ‘wat er leeft’. Zijn er routes naar school die onveilig zijn? Zijn er veel bewoners die graag een eigen bedrijf willen beginnen? Is er een vereniging die een nieuw gebouw wil?
Met marktpartijen (woningcorporaties, zorginstellingen, winkels, bedrijven) wordt vaak wel voorafgaand aan het planproces gesproken, zodat hun wensen meegenomen kunnen worden in het plan. Deze partijen zijn sociaal en economisch belangrijk voor de stad. Maar bewoners die gebruik maken van die voorzieningen en in de buurt wonen zijn even belangrijk. En zij hebben vaak het gevoel dat zij pas achteraf te weten komen wat de plannen zijn voor de buurt.
Koning en Vroonhof betogen dat de formele inspraakprocedures voldoen. Dat getuigt van weinig inzicht in de belevingswereld van de burger. Ze zijn niet (allemaal) op de hoogte van alle formele juridische ruimtelijke ordeningsprocedures. Juist daar heb je als bestuurder een taak. Door de bewoners serieus te nemen als gesprekspartner bij planvorming. Daarbij moet je als bestuurder durven je visie te presenteren, vanuit de kaders die de gemeenteraad democratisch heeft aangegeven. Je kunt in gesprek gaan met bewoners over de uitwerking van de visie. Dat is wat anders dan iedereen zijn zin geven.
Er zijn altijd bewoners die geen verandering willen, daarom moet je als plannenmaker ook proberen een representatief beeld te krijgen van wat er leeft in een wijk. Als bestuurder kun je juist aangeven wat de kaders zijn, waarom dit de kaders zijn, en waar de ruimte voor discussie ligt. Daarbij moet je niet bang zijn om je grenzen aan te geven. Als er op democratische wijze is besloten om te verdichten, zodat het groene buitengebied gespaard kan blijven, dan valt daar niet over te twisten. De vraag is dan wel hoe je deze verdichting vorm gaat geven. Ontwerpers zijn daarbij onmisbaar omdat zij de mogelijkheden in beeld kunnen brengen.
Het is belangrijk om bewoners actief te betrekken bij plannen in hun omgeving. Niet, zoals Koning en Vroonhof zeggen, om juridische procedures te voorkomen. Dat zou hoogstens een leuke bijkomstigheid zijn. Ook niet om álle bewoners tevreden te stellen. Wel om er voor te zorgen dat er serieus naar de burgers wordt geluisterd en dat hun ideeën, alternatieven en bezwaren worden meegenomen in de planvorming. De overheid bepaalt niet als enige wat er in de stad gebeurt, maar geeft samen met haar burgers kleur aan de stad, zodat meer draagvlak voor plannen ontstaat en meer creativiteit om mee te denken.